Lid worden van broers en zussen uit de evangelische gemeente

Inleidend

Broeders en zusters, we hebben het voorrecht om de afgelopen maanden broeders en zusters uit de evangelische gemeente te mogen ontvangen in onze diensten. Van hen kwamen de volgende vragen: 'wat wordt van ons verwacht als wij lid willen worden? Moeten wij schuldbelijdenis afleggen? Moeten we nog belijdenis doen ook al hebben we de geloofsdoop ontvangen? Hoe zit het met onze kinderen? Stel dat we na gesprekken toch nog overtuigd zijn van de geloofsdoop, mogen we dan geen lid worden? Met andere woorden: hoe gaan jullie om met afwijkende opvattingen in de kerk?'

In dit document willen we antwoorden geven op deze vragen. Voor we bij de antwoorden komen nog eerst een uitleg van de verschillende begrippen die in dit document gebruikt worden:

-       Kinderdoop: dat is dat gelovigen overtuigd zijn dat kinderen van gelovige ouders behoren gedoopt te worden.

-       Volwassenendoop: die ontvangt een volwassene die niet eerder Christen was en tot geloof komt in onze kerken.

-       Geloofsdoop: die ontvangt een volwassen Christen bij het evangelische gemeente als er bewust voor gekozen wordt God te volgen (vergelijkbaar met belijdenis doen bij ons).

Lidmaatschap

In de aanloop naar deze vergadering kwam de vraag op: waarover vergaderen we als eerste, over lid worden van de kerk of over toegang tot het Heilig Avondmaal? Prof. Te Velde, die meelas en meedacht bij het opstellen van dit document, raadde ons aan eerst over lidmaatschap na te denken om de volgende redenen:

-       Eerst over avondmaal spreken en dan vervolgens over lidmaatschap is een nodeloze verdubbeling. Wie aan het avondmaal welkom is, zou per definitie ook lid mogen worden. Ze zijn namelijk al deel van de gemeenschap als ze het avondmaal mee vieren.

-       De enige reden om als gast toegelaten te worden aan het avondmaal is als je ergens anders woont en dus niet permanent deel kunt zijn van onze gemeenschap. Als kerkenraad geven we bij het toelaten van gasten aan dat we geen vaste verbinding met de gasten aangaan.

Gezien deze overwegingen is het beter om het direct te hebben over lidmaatschap met daarbij de toegang tot het avondmaal.

Afwijkende opvattingen

De broeders en zusters uit de evangelische kerken komen uit gemeenschappen waar de geloofsdoop toegepast wordt. Dat wil zeggen: als kind word je opgedragen aan God, de doop wordt bediend als je je geloof belijdt.

Als gereformeerde kerk is het natuurlijk vanzelfsprekend dat we met deze broeders en zusters in gesprek gaan over de verschillen tussen gereformeerd en evangelisch. Hopelijk is dat genoeg en kunnen we de broeders en zusters de meerwaarde van de kinderdoop en andere aspecten van de gereformeerde leer laten inzien. Indient dit lukt, kunnen we volgens artikel 60 van de oude kerkorde, de broeders en zusters toelaten tot het avondmaal en dus tot kerklidmaatschap. Voor het gemak, hierbij artikel 60:

Artikel 60

Tot het avondmaal van de Here zal de kerkenraad alleen hen toelaten die belijdenis van het geloof naar de gereformeerde leer hebben gedaan en godvrezend leven. Zij die uit zusterkerken komen, zullen op grond van een goede attestatie inzake leer en leven toegelaten worden.

De vraag die nu voor ons ligt is nog wel: wat als het niet lukt om onze broers en zusters te overtuigen van de meerwaarde van de gereformeerde leer met betrekking tot de doop? Is eensgezindheid over de doop een voorwaarde om deel te mogen zijn van onze geloofsgemeenschap?

Als je artikel 60 heel strikt leest dan is het antwoord: nee. Artikel 34 van de NGB noemt namelijk heel duidelijk kinderdoop als een belangrijk punt van wat gereformeerd is. De vraag die echter nog altijd rond artikel 60 leeft is, hoe strikt moet je omgaan met wat gereformeerde leer is? Hoeveel ruimte is er voor afwijkende meningen? De synode van 1914 worstelde ook al met deze vraag. In plaats van het synodebesluit van toen aan te halen, hierbij een moderne vertaling in een boek van Bouma en Te Velde uit het synodebelsuit van toen (Bouma, H. en M. te Velde, Kerkorde GKV met uitvoeringsbep., jurispr. EEn bijlagen, 1983vv):

“Tolerantie jegens wie te goeder trouw dwalenInzake de vraag, of iemand, die in alles met de gereformeerde belijdenis akkoord gaat, maar de kinderdoop verwerpt, doch voor dit afwijkend gevoelen belooft geen propaganda te maken en de getuigenis heeft van een vrome wandel, geacht mag worden te voldoen aan de vereisten, gesteld in art. 60 K.O. Voor de toelating tot het heilig avondmaal, antwoordt de synode:1. dat zij over het bedoelde geval geen beslissing kan geven, omdat haar daartoe de nodige gegevens ontbreken en een generale uitspraak, dat afwijking van een bepaald leerstuk van de kerk geen beletsel zal behoeven te wezen om iemand tot de gemeenschap van de kerk toe te laten, niet wenselijk kan wezen;2. dat zij echter wel wil uitspreken, dat onze gereformeerde kerken steeds hebben geoordeeld, dat naar het voorbeeld van de apostolische kerk tolerantie kan worden geoefend jegens broeders die te goeder trouw in enig stuk van de leer dwalen, mits dit niet enig fundamenteel stuk van de waarheid raakt, de dwalenden bereid zijn zich beter te laten onderrichten, en beloven voor dit gevoelen geen propaganda te maken, waarbij het natuurlijk vanzelf spreekt, dat zulke broeders, zolang ze in dat gevoelen volharden, in geen geval voor enig ambt in de kerk verkiesbaar zijn;3. dat zij aan de betrokken kerkenraad, desnoods met advies van de classis, de beslissing moet overlaten, of in het hier bedoelde geval zulk een tolerantie wenselijk en geoorloofd is.('s-Gravenhage 1914, art. 138).”

Jarenlang werd deze lijn gevolgd in de gereformeerde kerken. Er was met ander woorden ruimte voor verschillen. De verschillende visies op kinderdoop en geloofsdoop werden niet gezien als een ingrijpend meningsverschil, maar als iets wat bepaalt of je Christen bent of niet. De visie door de synode van 's Gravenhage 1914 verwoord, heeft voortzetting gevonden in de nieuwe kerkorde (2015):

Artikel D56: afwijkende opvattingen

Wanneer er bij iemand sprake is van opvattingen die afwijken van de gezonde Bijbelse leer, kan de kerkenraad besluiten hem in zijn overtuiging te verdragen onder de volgende voorwaarden:

a. hij is bereid om zich te verantwoorden tegenover de Heilige Schrift en zich daaruit te laten onderwijzen;

b. hij voert geen propaganda voor zijn opvattingen;

c. hij houdt zich aan eventuele aanwijzingen van de kerkenraad.

Gezien bovengenoemde hebben wij de volgende besloten: De kerkenraad spreekt uit dat de gereformeerde leer met betrekking tot de doop geheel te onderschrijven als de leer die volgens ons overeenstemt met de Bijbel. In preken en bezoeken zullen we de kinderdoop onderwijzen.

  1. De kerkenraad spreekt uit dat, indien de betrokken broers en zussen na gesprekken met de gereformeerde leer akkoord gaan maar de kinderdoop verwerpen, er toch nog de mogelijkheid is om lid te worden van de GKV Zaamslag. Of iemand wel of niet lid kan worden, zal bepaald worden door middel van een gesprek waar een positief antwoord op de volgende vragen doorslaggevend is:

2.1 Zijn jullie bereid de drie voorwaarden genoemd in artikel D56 te onderschrijven?

2.2 Zijn jullie ervan overtuigd dat alle redding bij God begint? Hij kiest ons voor de grondlegging van de aarde en bewerkt geloof (Efez. 1:4). Ons geloof en het geloof van onze kinderen zijn daarom niet ons werk maar Gods werk van begin tot eind.

Achtergrond besluit

Dit besluit zou vragen kunnen oproepen. Jarenlang is geleerd dat de kinderdoop de sluitsteen is van wat gereformeerd is. Hierbij is ons geleerd dat alle mensen die niet overtuigd zijn van de kinderdoop ook niet overtuigd zijn van het allerbelangrijkste leerstuk: genade alleen. Ons is geleerd dat een ieder die kiest voor geloofsdoop ook geloof dat de mens voor God kiest en niet God voor de mens zoals Efes. 1:4 het beschrijft. De realiteit is echter veel complexer. Je hebt mensen die kiezen voor de geloofsdoop en daarbij alle nadruk leggen op het menselijk initiatief. Je hebt echter ook mensen die kiezen voor de geloofsdoop en daarbij belijden dat het God is die kiest, dat alles genade is. De geloofsdoop heeft voor deze kerken dezelfde waarde als de belijdenis voor ons heeft. Het is ja antwoorden op Gods ja.

Als kerkraad vinden we het heel belangrijk dat de leer van ‘genade alleen’ overeind blijft, dat is voor ons de kern van kinderdoop: God begint, het is alles genade. Vandaar ook vraag 2.2 in het besluit hierboven. Deze vraag onderzoekt of iemand gelooft dat redding van God alleen komt. Indien dit belangrijke leerstuk gewaarborgd is, kunnen we ons als kerkenraad vinden in de lijn die de gereformeerde kerk nog altijd gegaan is. Er is namelijk geen sprake van moedwillige ongehoorzaamheid aan Gods woord bij de broeders en zusters die lid willen worden en toch vasthoudt aan de geloofsdoop. Het gaat hier om een ingrijpend verschil van mening maar niet over dat wat ons Christen maakt of niet. We herkennen hen daarom als medechristenen en verwelkomen hen graag aan Gods tafel.

Schuldbelijdenis

Als we bovengenoemd besluit nemen, is schuldbelijdenis niet aan de orde. Het gaat namelijk niet over een zonde. Het is een ingrijpend verschil van mening onder Christenen. Schuldbelijdenis komt alleen ter sprake als er in het verleden een tuchtproces was vanuit onze gemeente naar een van de mensen die graag lid zouden willen worden.

Indien een van de broers of zussen de Gkv in het verleden verlaten heeft, zal hier ter wille van de band in de gemeente wel over gesproken moeten worden. Dat is immers de essentie: dat je weer met God en met elkaar in het reine komt. De gemeente moet de toelating goedkeuren. Die kan dus zeggen: wij voelden ons destijds afgeschreven toen die persoon ons verliet om elders lid te worden. Daar mag dan wel iets tegenover staan: een verklaring waarom dit voormalig lid terugkomt en dat hij/zij van harte weer de band met de verlaten gemeente wil aanknopen. Ook hier is niet direct sprake van schuldbelijdenis, om dezelfde reden zoals die in de voorgaande paragraaf genoemd is.

Geloofsdoop en belijdenis doen

De geloofsdoop heeft in kerken die deze praktiseren dezelfde functie als het doen van geloofsbelijdenis heeft bij ons. Van broers en zussen die de geloofsdoop ontvangen hebben, zullen wij niet verwachten dat ze opnieuw belijdenis doen. We erkennen met ander woorden de doop die ze ontvingen en beschouwen het als de volwassenendoop die wij praktiseren.

 

Niet gedoopte kinderen

Hoe gaan we om met kinderen van ouders die overtuigd zijn van de geloofsdoop?De broeders en zusters die overwegen lid te worden, hebben kinderen die niet gedoopt zijn. Hoe moeten we hiermee omgaan? Moeten ze gedoopt worden?

Deze vraag is ook bekend vanuit het gereformeerde kerkrecht.

F.L. Rutgers (1836-1917) een kerkrecht deskundige besprak dit al in zijn Kerkelijke Adviezen II, nr. 108: http://www.kerkrecht.nl/main.asp?pagetype=onderdeel&item=38&subitem=1955&page=

“Daarom heeft de kerkeraad hier als regel aangenomen, na het 14e levensjaar niet meer tot den Doop toe te laten zonder gelijktijdige toelating tot het H. Avondmaal, na geloofsbelijdenis, en vóór dien leeftijd nog te doopen, met stipulatie der ouders of getuigen, maar niet zonder dat de kerkeraad door gecommitteerden zich heeft vergewist, dat er in de levensuitingen van het kind geen bezwaar was. De wijze, waarop men zich daarvan vergewist, en met het kind spreekt, verschilt dan natuurlijk, al naarmate het kind pas 6 of 7 jaar is of reeds 13 of 14.

In de notitie lidmaatschap van de kerk (http://kerkrecht.nl/main.asp?pagetype=onderdeel&item=16) bespreekt Prof. Te Velde het ook:

“2.8. Wat is de positie van kinderen van wie de ouders zich van buitenaf bij de kerk voegen?(…)

Als ze niet gedoopt zijn, dan tot ± 12 à 14 jaar bediening van de kinderdoop (in dat soort dingen aansluiten bij maatschappelijke trend en Nederlandse wetgeving). Je moet daar wel die kinderen in betrekken en er met hen over spreken. Boven de genoemde leeftijd geen kinderdoop. Je merkt ook dat wat in het formulier gezegd wordt, niet meer past. Dan opneming in de weg van openbare geloofsbelijdenis te zijner tijd. Tot zo lang niet negeren, maar registreren en in het jaarboekje vermelden. Ze zijn 'catechumenen'.”

In een mondelinge gesprek met Prof. Te Velde gaf hij het volgende advies:Rutgers geeft 14 jaar als de leeftijd op waarop je kinderen niet meer kunt dopen. Zelf gaf ik nog ±12 à14 jaar op. Je ziet echter dat de kinderen in onze maatschappij steeds sneller volwassen worden en steeds vroeger keuzes gaan maken. Of deze leeftijdgrenzen nog opgaan, is daarom nog maar de vraag. In het Nederlandse recht zie je dat kinderen van 10 al meebeslissen over bijvoorbeeld bij wie ze willen wonen in geval van een echtscheiding. De kerk doet er wijs aan dezelfde lijn vast te houden; hoor de kinderen aan en laten ze meebeslissen.

“Wanneer ouders in de gemeente een bij hen geboren kind niet laten dopen, kan dat (als het niet anders is) worden getolereerd volgens art. D56 van de nieuwe kerkorde. Dat gaat mee terug op het besluit van de synode van 1914 over ‘tolerantie jegens wie te goeder trouw dwalen’... Overigens zou je naar de mensen toe het ‘behoren gedoopt te worden’ ook vooral zó moeten uitleggen dat het er om gaat dat het kind recht heeft op de doop en dat daarom noch de ouders noch de kerk het kind ongedoopt mogen laten. Het gaat er dus niet om dat van de ouders een soort dogmatische uitspraak wordt gevraagd, maar dat ze het bijbels goed recht van hun kind op de doop erkennen.” (Prof. Te Velde)

Met betrekking tot de kinderen van de betrokken broers en zussen hebben we de volgende besloten:

  1. We dopen geen oudere kinderen. Door het bezoeken van de kerkdiensten en een catechesetraject met als einddoel de doop aan volwassenen zullen ze opgenomen worden in onze geloofsgemeenschap. In de tussentijd zullen ze in het jaarboekje vermeld staan als catechumenen.
  2. Als de ouders toestemming geven, wordt aan jongere kinderen uitgelegd wat de doop inhoudt en wordt aan hen de vraag gesteld of zij gedoopt willen worden.
  3. Aan jonge kinderen of kinderen die nog geboren moeten worden, willen we graag de doop bedienen; we geloven dat elk kind van gelovige ouders recht heeft op de doop. Indien de ouders hier absoluut niet mee kunnen leven, kunnen we het tolereren en zullen we met het kind omgaan zoals genoemd onder besluit 3.1.

Approbatie

In de nieuwe kerkorde C43.2 wordt het volgende vermeld over toelating tot de gemeente:

C43.1 Wie uit een zusterkerk bij de gemeente binnenkomt, wordt door de kerkenraad op basis van zijn attestatie als lid aanvaard. Hiervan wordt aan de gemeente mededeling gedaan.

C43.2 Over de toelating in andere gevallen beslist de kerkenraad met inachtneming van de generale regeling. De toelating behoeft de instemming van de gemeente.

In dit geval is C43.2 van toepassing. We zullen daarom de instemming van de gemeente vragen door ons hun aanvraag bekend te maken, ons besluit bekend te maken en vervolgens twee weken de tijd te geven voor bezwaren. Indien er na twee weken geen gegronde bezwaren zijn ontvangen, zullen we de betrokken broers en zussen graag laten delen aan de avondmaalstafel.

Concept Besluit

Vraag:

Onder welke voorwaarden kunnen broers en zussen uit een evangelische kerk waar de geloofsdoop gepraktiseerd wordt, opgenomen worden in onze gemeenschap?

Besluit

De kerkenraad besluit dat, als er na een aantal gesprekken een duidelijk meningsverschil blijft bestaan met betrekking tot de kinderdoop, het volgende:

  1. De kerkenraad spreekt uit dat de gereformeerde leer met betrekking tot de doop geheel te onderschrijven als de leer die volgens ons overeenstemt met de Bijbel. In preken en bezoeken zullen we de kinderdoop onderwijzen.
  1. De kerkenraad spreekt uit dat indien de betrokken broers en zussen met de gereformeerde leer akkoord gaan, maar de kinderdoop verwerpen er toch nog de mogelijkheid is om lid te worden van de Gkv Zaamslag. Of iemand wel of niet lid kan worden, zal bepaald worden door middel van een gesprek waar een positief antwoord op de volgende vragen doorslaggevend is:

        2.1 Zijn jullie bereid de drie voorwaarden genoemd in artikel D56 KO te onderschrijven?

        2.2 Zijn jullie ervan overtuigd dat alle redding bij God begint. Hij kiest ons voor de grondlegging van de aarde en bewerkt geloof (Efez. 1:4). Ons geloof en het geloof van onze kinderen zijn daarom niet ons werk maar Gods werk van begin tot eind.

  1. Met betrekking tot de kinderen van de betrokken broers en zussen geldt het volgende:

        3.1 We dopen geen oudere kinderen. Door het bezoeken van de kerkdiensten en een catechesetraject met als einddoel de doop aan volwassenen zullen ze opgenomen worden in onze geloofsgemeenschap. In de tussentijd zullen ze in het jaarboekje vermeld staan als catechumenen.

        3.2 Als de ouders toestemming geven, wordt aan jongere kinderen uitgelegd wat de doop inhoudt en wordt aan hen de vraag gesteld of zij gedoopt willen worden.

        3.3 Aan jonge kinderen of kinderen die nog geboren moeten worden, willen we graag de doop bedienen; we geloven dat elk kind van gelovige ouders recht heeft op de doop. Indien de ouders hier absoluut niet mee kunnen leven, kunnen we het tolereren en zullen we met het kind omgaan zoals genoemd onder besluit 3.1.

  1. Indien de betrokken broers en zussen graag deel willen worden van onze geloofsgemeenschap zal er instemming van de gemeente gevraagd worden. Als er na twee weken geen gegronde bezwaren zijn ontvangen zullen we de betrokken broers en zussen graag toelaten tot onze kerkgemeenschap om samen het Heilig Avondmaal vieren.

       Vastgesteld 18 juni 2015.